De term “krijgskunst” bevat een inherente contradictie die steeds duidelijker wordt in de moderne praktijk. “Krijgs” verwijst naar Mars, de Romeinse god van de oorlog, en heeft expliciet betrekking op geweld en gevecht. “Kunst” daarentegen suggereert creativiteit, schoonheid en menselijke expressie. Deze spanning wordt acuut wanneer krijgskunsten voornamelijk worden beoefend als methoden van zelfverdediging, persoonlijke ontwikkeling of artistieke expressie in plaats van daadwerkelijke gevechtstraining.
Behoort krijgskunst tot het domein van artistieke ervaring, of is het fundamenteel een sportieve activiteit? Vanuit een puur functioneel standpunt zouden termen zoals “vechtsysteem” of “gevechtsmethode” accurater zijn, hoewel deze de negatieve associaties van geweld en agressie dragen. Wanneer echter het gevechtselement wordt weggenomen uit “krijgskunst,” verdwijnt de functionele basis volledig. Wat blijft er dan over van de oorspronkelijke praktijk?
Wat blijft er over wanneer je het vechten wegneemt:
1. Bewegingsfilosofie
- Handelen zonder forceren
- Ruimtelijk-temporele harmonie
- Esthetische en spirituele concepten die de functionele oorsprong overstijgen
2. Lichamelijke Cultuur
- Gecodificeerde bewegingstalen
- Rituele bewegingsvormen
- Esthetiek van precisie, kracht en gratie
3. Filosofische Concepten
- Ethische codes in beweging
- Contemplatie door herhaling
- Meditatie in actie
De Kern van de Vraag
Wanneer je het vechten wegneemt, blijft er een geabstraheerde bewegingstaal over – net zoals abstracte schilderkunst geen “dingen” meer afbeeldt maar pure vorm wordt.
De Verschillende Benaderingen
Oosterse Tradities
Oosterse krijgskunsten danken hun populariteit vaak aan de geabstraheerde bewegingstaal waarbij beweging centraal staat en het functionele aspect een vage reflectie is van de oorspronkelijke gevechtsmethode. Als voorbeelden kunnen we Taichi, Aikido en Iaido noemen. Deze bewegingsvormen behouden nog een vage perceptie van wat ooit een dodelijke vechtmethode was. De functionaliteit die kenmerkend moet zijn voor een efficiënte vechtmethode is praktisch volledig verdwenen.
Performance Art
Performance art is een tijdelijke, lichamelijke kunstpraktijk waarin de kunstenaar zelf het primaire medium is. Het lichaam wordt een levend kunstwerk, tijd wordt materiaal, en de liveness van het moment is essentieel.
Performance art blijft radicaal omdat het de commodificatie van kunst weerstand biedt door aanwezigheid en tijdelijkheid centraal te stellen. Het is kunst die alleen bestaat in het moment van de ontmoeting tussen performer en publiek.
Demonstratiesport
Kenmerken:
- Competitief maar functioneel niet gericht op efficiëntie in gevecht
- Spectaculair voor het publiek door acrobatische handelingen
- Technische virtuositeit in uitgetekende choreografie
- Culturele legitimiteit door verwijzing naar de oorsprong
Sportlogica:
- Gestandaardiseerde regels en puntensystemen
- Vergelijkbare prestaties
- Objectieve meetsystemen
De Waan van Efficiëntie in Krijgskunsten
Een kritiek punt ontstaat bij het onderzoeken van de effectiviteitsclaims van verschillende krijgskunstsystemen. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen gevaarlijk-en-efficiënt vechten en veilig-en-inefficiënt vechten, zodat beoefenaars gemakkelijk kunnen begrijpen met wat voor activiteit zij bezig zijn, en realistische verwachtingen kunnen hebben over de effectiviteit ervan.
Veel traditionele krijgskunsten die een filosofische transformatie hebben ondergaan, blijven effectiviteit in gevecht claimen terwijl zij tegelijkertijd precies die elementen weghalen die hen functioneel maakten in werkelijk conflict. Dit creëert een fundamentele contradictie: systemen die op de markt worden gebracht als “zelfverdediging” of “krijgskunst” die systematisch zijn ontdaan van hun krijgskundige toepassingen.
De efficiëntieparadox manifesteert zich op verschillende manieren:
- Traditionele vormen uitgevoerd met gevechtsnarratief ondanks het ontbreken van efficientie-test tegen weerstand
- Demonstratietechnieken die alleen werken onder gechoreografeerde omstandigheden maar worden gepresenteerd als gevechtstoepasselijk
- Filosofische kaders gebruikt om de afwezigheid van realistische training te rechtvaardigen terwijl claims van krijgskundige effectiviteit behouden blijven
- Cultureel gezag dat empirische verificatie van technieken vervangt
Deze waan wordt problematisch wanneer beoefenaars oprecht geloven dat zij vechtvaardigheden bezitten die nooit zijn getest onder realistische omstandigheden. De transformatie van functioneel vechtsysteem naar performance art of persoonlijke ontwikkelingspraktijk is legitiem, maar de voortdurende claims van gevechtseffectiviteit zonder corresponderende trainingsmethodologieën vertegenwoordigt een fundamentele verkeerde voorstelling van de capaciteiten van de kunst.